Oogst- en verwerkingsgegevens registreren

Het is belangrijk om enkele cruciale gegevens bij te houden over het oogsten van bijenproducten. Indien er achteraf iets fout gelopen blijkt te zijn, is het gemakkelijker om te achterhalen hoe of waar dit gebeurde en welke producten wel of niet betrokken zijn.
Bij het oogsten van honing hoor je de volgende gegevens bij te houden:
– adres honinglokaal (het lokaal waar je de honing uit de ramen haalt, = slingerlokaal indien je slingert).
– datum van laatste reiniging van het honinglokaal, in geval van een permanent honinglokaal
– oogstdatum.
– oogstwijze (hoe je de honingramen uit de kasten haalt en naar het honinglokaal brengt en hoe je de honing uit de ramen haalt [slingeren, persen, raathoning uitsnijden…]).
– hoeveelheid geoogste honing (zeker per bijenstand, maar ideaal gezien per volk).
– naam van de bijenstand, indien je de oogst van één bijenstand apart houdt, of een zelfgegeven lotnummer met de samenstelling (percentages honing uit elke bijenstand) van het lot, indien je honing uit verschillende bijenstanden mengt. Indien je je eigen honing mengt externe honing, noteer je naast het percentage van deze honing in je mengsel ook de geografische herkomst en de naam van de bijenstand of het lotnummer dat de externe imker aan deze honing heeft gegeven. Meng echter nooit externe honing met jouw eigen honing indien je niet op de hoogte bent van de geografische oorsprong en de verschillende productiestappen (traceerbaarheid, de weg die de honing tot bij jou heeft afgelegd), om je ervan te vergewissen dat er een minimaal risico is op residuen (chemisch, biologisch…). Noteer naast deze gegevens ook de datum van aankoop en identificatie van de verkoper in een aankoopregister. Controleer de honing ook zelf ook voor het mengen, bijvoorbeeld op vreemde geuren of gisting.
De registratie bij de oogst van andere bijenprodcuten is in grote mate gelijkaardig aan die van honing. Zo dien je bijvoorbeeld de volgende gegevens te registreren bij het oogsten van pollen:
– adres van het verwerkingslokaal (mag een honinglokaal zijn).
– datum van laatste reiniging van het verwerkingslokaal, in geval van een permanent verwerkingslokaal.
– datum van de pollenoogst en de gebruikte bijenvolken.
– naam van de bijentsand of een zelfgegeven lotnummer en de samenstellingspercentages, indien je pollen uit verschillende bijenstanden mengt. Zie honing indien je je eigen pollen mengt met externe pollen.
– geoogste hoeveelheden.
– datum van invriezen indien je de pollen na reiniging in zakjes of potjes invriest voor bewaring.
– vochtgehalte van de pollen, voor en na droging. Het drogen kan je doen door de pollen in een dunne laag in zeven aan te bengen in een droge, gefilterde luchtstroom van ~40°C. Na droging moet het vochtgehalte van het stuifmeel lager zijn dan 6%. Dit kun je controleren met een toestel dat het watergehalte van de pollenklompjes meet of door het wegen van het gewichtsverlies van een deel van de pollen voor en na het compleet drogen op 110°C gedurende 1 uur.
Bij het oogsten van koninginnenbrij, registreer je de volgende gegevens:
– adres van het verwerkingslokaal (mag een honinglokaal zijn).
– datum van laatste reiniging van het verwerkingslokaal, in geval van een permanent verwerkingslokaal.
– datum van de extractie en de gebruikte bijenvolken.
– naam van de bijentsand of een zelfgegeven lotnummer en de samenstellingspercentages, indien je pollen uit verschillende bijenstanden mengt. Zie honing indien je je eigen koniginnenbrij mengt met externe koninginnenbrij.
– geoogste hoeveelheden.
– datum van invriezen indien je de koninginnenbrij invriest voor bewaring.
Ook moet elk recipiënt (bv. emmer) dat honing (of andere producten) bevat, een etiket bevatten op de zijwand (niet op het deksel) dat zijn traceerbaarheid verzekert (oogstdatum en bijenstand of lotnummer in geval van mengsels).
Weet ook dat indien je honing (of andere bijenproducten) mengt met externe honing (of andere bijenproducten), je honing/slingerlokaal ook door andere imkers wordt gebruikt of je bijenproducten verwerkt tot bijvoorbeeld peperkoek of nougat, je door het FAVV beschouwd wordt als secundaire producent in plaats van primaire. Dit betekent dat je een eigen risicoanalyse dient op te stellen en een HACCP (analyse van kritische controlepunten) dient toe te passen. Voor kleine producenten zijn er evenwel versoepelingen. Zie p. 54-55 van de Gids voor goede Bijenteeltpraktijken voor meer informatie.
Alle geregistreerde gegevens dien je gedurende minimaal 5 jaar bij te houden.
Referenties
CARI en Honeybee Valley (2010). Gids voor goede Bijenteeltpraktijken, 80p.
Indien je honing van een andere producent mengt met jouw eigen honing, jouw slingerlokaal door andere imkers laat gebruiken of indien je jouw honing transformeert in andere producten (zaosl peperkoek of nougat) wordt je door het FAVV beschouwd als secundaire producent, wat betekent dat je een eigen risicoanalyse dient op te stellen en een HACCP dient toe te passen. Als kleine producent kun je je echter bepreken tot de volgende voorzorgsmaatregelen (zie gids voor Goede Bijenteeltpraktijken, p. 54).
