Kenmerken van koninginnen registreren

Het gewicht, geboortejaar en de herkomst zijn interessante gegevens van jouw koninginnen om te registreren.
De kenmerken van een kolonie die vaak bijgehouden worden om de kwaliteit ervan te bepalen (zoals beschreven in De beste kolonies als larvendonors selecteren) vloeien eigenlijk allemaal voort uit de genetica van de koningin. Als je de koningin verandert, zullen de eigenschappen van de hele kolonie veranderen eens alle bijen haar dochters zijn. Er zijn echter ook directe kenmerken van de koningin zelf die de moeite zijn om te registreren om te kunnen bepalen of ze van goede kwaliteit is.
Gewicht
Het gewicht van een koningin is een goede indicatie van haar kwaliteit, omdat het gecorreleerd is met haar capaciteit om eieren te leggen en voor meer honingproductie kan zorgen (Akyol et al., 2008; Nelson&Gary, 1983). Zwaardere koninginnen worden ook vaker geaccepteerd door een volk bij introductie (Akyol et al., 2008; Masry et al., 2015). Daarom is het goed het gewicht van je koninginnen te registreren. Een koningin van om en bij de 200 mg of meer kan men beschouwen als zwaar en goed (Akyol et al., 2008; Kahya et al., 2008). Weet wel dat het gewicht van een koningin na het uitlopen zakt tot het moment van bevruchting met ongeveer 50 mg. De steilste daling doet zich de eerste 36 uur na uitlopen voor (~40 van de 50 mg). Wanneer de koningin begint met haar eerste eieren te leggen, heeft dit gewicht zich normaal gezien wel weer hersteld (Skowronek et al., 2004). Weet daarnaast ook dat het gewicht van een leggende koningin juist verder kan stijgen tijdens een goede dracht, tot meer dan 300 mg (Nelson&Gary, 1983; Hatjina et al., 2014). Indien je verschillende koninginnen wil vergelijken, is het dus belangrijk dat je ze allemaal in hetzelfde levensstadium weegt (bijvoorbeeld de eerste uren na het uitlopen).
Om een koningin te wegen, pak je ze eerst vast (eventueel met een koninginnenclip), waarna je ze op een weegschaal laat lopen, die minstens tot op 0,01 g nauwkeurig is.
Indien je koninginnen kweekt, is een praktische methode om een goede productiviteit te verzekeren het niet invoeren in volken van de lichtste 15-25% van je gekweekte koninginnen (of met andere woorden om altijd zeker 15-25% meer koninginnen te kweken dan nodig) (Nelson&Gary, 1983).
Geboortejaar
Hoe jonger de koningin, hoe meer eieren ze legt (en dus hoe meer bijen en honingproductie) en hoe minder zwermneiging ze vertoont. Dit verschil wordt vooral duidelijk na het tweede productieseizoen van de koningin (Hauser&Lensky, 1994; Hora et al., 2020; Simeunovic et al., 2014). Hierdoor hebben kolonies met jongere koninginnen ook meer kans om de winter door te komen (Giacobino et al., 2016; Genersch et al., 2010). Het is aan jou om te beslissen of je je koninginnen stelselmatig om het jaar of om de twee jaar vervangt of slechts wanneer je opmerkt dat de kwaliteit van de huidige koningin te veel is achteruitgegaan. Zelfs in het laatste geval is het aangeraden de leeftijd van de koningin te registreren op de kastkaart en door ze op haar rugschild te merken in de kleur overeenkomstig met haar geboortejaar. Dan kun je gemakkelijk achterhalen hoeveel jaren jouw koninginnen gemiddeld goed genoeg blijven leggen. De internationale kleurconventie volgens het laatste cijfer van het geboortejaar van een koningin is als volgt:
0 of 5: blauw
1 of 6: wit
2 of 7: geel
3 of 8: rood
4 of 9: groen
Door een koningin te merken, weet je daarenboven of zij nog altijd aanwezig is in de kolonie of ondertussen eventueel vervangen is of vertrokken met een zwerm, wanneer je een volgende keer een inspectie uitvoert en een koningin ziet lopen. Een andere koningin kan ook plotse grote veranderingen in het volk, zoals defensiever gedrag, verklaren.
Voor het merken van een koningin zijn er verschillende methodes. Eerst en vooral kan je ervoor kiezen om haar te merken met een verfstift of nagellak. Een andere mogelijkheid is met een tandenstokerpuntje lijm een gekleurd merkplaatje met een nummer aan te brengen. Eens je wat lijm op de thorax van de koningin hebt gedaan, kun je het merkplaatje erop zetten door een ander tandstokertje wat te bevochtigen met speeksel en het zo met het nummer naar boven gericht te transporteren tot op de thorax. Daarnaast zijn er verschillende handelswijzen om de koningin koest te houden tijdens het merken. Zo kun je ervoor kiezen om het merkteken aan te brengen door de koningin bij de thorax (borststuk) tussen duim en vinger vast te nemen (door haar eerst met de andere hand bij de vleugels vast te nemen). Hiervoor heb je echter enige behendigheid nodig. Als alternatief kun je haar in een kokertje met op het uiteinde een netje aanbrengen en aandrukken met een stamper met moes. Nog een andere mogelijkheid is haar met een (vang)netje op de raat of een andere zachte ondergrond vast te zetten alvorens het merkteken aan te brengen. Indien je een methode met een netje gebruikt, zorg er dan voor dat de thorax van de koningin mooi in een maas van het net ligt wanneer je haar aandrukt, om zo goed het merkteken te kunnen aanbrengen. Indien je voor de eerste keer koninginnen wil merken, is het een goed idee om eerst eens te oefenen op darren, welke methode je ook gebruikt. In het volgende instructiefilmpje van de Imkersbond Deinze komen de verschillende mogelijkheden duidelijk aan bod: Imkersbond Deinze vzw – Veilig koninginnen merken – YouTube. Het volgende filmpje toont hoe je een koningin vanop een raat in een kokertje kan brengen: Bijen Koningin vangen en merken.



Herkomst
Zoals hierboven vermeld, kun je de koningin merken met een gekleurd merkplaatje met nummer. Dit nummer laat toe haar exact te identificeren om zo haar genetische oorsprong bij te houden. Het nummer op het merkplaatje kun je bijvoorbeeld verwerken in het stamboeknummer van je koningin. Dit stamboeknummer kan ook het rugnummer van haar moeder bevatten. Als je dit koppelt met het bepalen van gewenste en niet gewenste productie-eigenschappen en kenmerken van de kolonie (zoals beschreven in De beste kolonies als larvendonors selecteren), kun je zo gericht verdertelen met goede genetische lijnen en een waar stamboek bijhouden. Zo bepaal je ook of gunstige eigenschappen behouden blijven of zelfs verbeteren over verschillende generaties heen. Download op deze webpagina van Honeybee Valley de handleiding “opbouwen van stamboeknummer koningin” voor meer informatie over hoe Honeybee Valley aanraadt stamboeknummers op te stellen. Probeer ook de wijze van paring bij te houden indien je jouw koninginnen op verschillende wijzes laat paren of indien je ze koopt van een kweker. Houd in het laatste geval ook best de gegevens van de kweker bij. Indien geweten, registreer je best ook van welke genetische lijn de vader afkomstig is (bijvoorbeeld bij eilandbevruchting of kunstmatige inseminatie).

Referenties
Akyol, E., Yeninar, H., Kaftanoglu O. (2008). Live Weight of Queen Honey Bees (Apis Mellifera L.) Predicts Reproductive Characteristics. Journal of the Kansas Entomological Society 81(2), 92-100. https://doi.org/10.2317/JKES-705.13.1
Genersch, E., von der Ohe, W., Kaatz, H., Schroeder, A., Otten, C., Büchler, R., Berg, S., Ritter, W., Mühlen, W., Gisder, S., Meixner, M., Liebig, G., Rosenkranz, P. (2010). The German bee monitoring project: a long term study to understand periodically high winter losses of honey bee colonies. Apidologie, 41, 332–352. https://doi.org/10.1051/apido/2010014
Giacobino, A., Molineri, A., Cagnolo, N. B., Merke, J., Orellano, E., Bertozzi, E., Masciangelo, G., Pietronave, H., Pacini, A., Salto, C., Signorini, M. (2016). Queen replacement: the key to prevent winter colony losses in Argentina. Journal of Apicultural Research, 55(4), 335–341. https://doi.org/10.1080/00218839.2016.1238595
Hatjina, F., Bieńkowska, M., Charistos, L., Chlebo, R., Costa, C., Dražić, M. M., Filipi, J., Gregorc, A., Ivanova, E. N., Kezić, N., Kopernicky, J., Kryger, P., Lodesani, M., Lokar, V., Mladenovic, M., Panasiuk, B., Petrov, P. P., Rašic, S., Skerl, M., I, S., Vejsnæs, F., Wilde, J. (2014). A review of methods used in some European countries for assessing the quality of honey bee queens through their physical characters and the performance of their colonies. Journal of Apicultural Research, 53(3), 337–363. https://doi.org/10.3896/IBRA.1.53.3.02
Hauser, H. en Lensky, Y. (1994). The effect of the age of the honey bee (Apis mellifera L) queen on worker population, swarming and honey yields in a subtropical climate. Apidologie, 25, 566-578. https://doi.org/10.1051/apido:19940607
Hora, Z., A., Yadeta, G., L., Hundie, T., A. (2020). Young Honeybee (Apis Mellifera Bandasii) Queens Perform
Better than Old Ones. Journal of Biology, Agriculture and Healthcare, 10(13)
Kahya, Y., Gençer, H. V., Woyke, J. (2008). Weight at emergence of honey bee (Apis mellifera caucasica) queens and its effect on live weights at the pre and post mating periods. Journal of Apicultural Research, 47(2), 118–125. https://doi.org/10.1080/00218839.2008.11101437
Masry, S. H. D., Abd El-Wahab, T. E., Hassona, N.M. (2015). Origin, Weight at emergence of Virgin Honey Bee Queens and its Effect on Acceptance During Introduction. Academic Journal of Entomology 8 (4): 174-182.
Nelson, D. L. en Gary, N. E. (1983). Honey Productivity of Honeybee Colonies in Relation to Body Weight, Attractiveness and Fecundity of the Queen. Journal of Apicultural Research, 22(4), 209–213. https://doi.org/10.1080/00218839.1983.11100589
Simeunovic, P., Stevanovic, J., Cirkovic, D., Radojicic, S., Lakic, N., Stanisic, L., & Stanimirovic, Z. (2014). Nosema ceranae and queen age influence the reproduction and productivity of the honey bee colony. Journal of Apicultural Research, 53(5), 545–554. https://doi.org/10.3896/IBRA.1.53.5.09
Skowronek, W., Bieńkowska, M., Kruk, C. (2004). Changes in body weight of honeybee queens during their maturation. Journal of Apicultural Science, 48(2): 61-68
