Toediening en nazicht van wintervoer
's Winters kan het zijn dat de bijen niet toekomen met de honing die men laat zitten. In dat geval, wordt er best bijgevoederd om te verzekeren dat deze kolonies de winter goed doorkomen.
Begin augustus, na de de laatste zomeroogst, maak je je bijen klaar voor de winter, het inwinteren. Voldoende voedsel voorzien hoort hier ook bij. De bijen moeten zeker tot en met april van het voedsel in hun bijenkast leven. Hiervoor is 15 à 18kg opgeslagen voedsel nodig naargelang de sterkte voor kolonies op twee simplexrompen om geen risico te nemen. Het is namelijk beter de bijen wat meer voedsel ter beschikking te stellen, dan in het voorjaar een dood volk op te ruimen. Een kolonie op één simplexromp heeft slechts 10 à 12 kg voeder nodig. Proteïnes bijvoederen in de vorm van pollen is normaal gezien geen vereiste in de winter als je de aanwezige ramen met pollen laat zitten. Liefst laat je gewoon de benodigde hoeveelheid zomerhoning in de kast zitten, wat minder werk voor jou en de bijen betekent. Honingraat aan beide zijden gevuld bevat per 3dm² ongeveer 1kg honing. Voor simplexkasten betekent dit dat een broedraam van ongeveer 3,4dm op 2,0dm met een oppervlakte van 6,8dm², ongeveer 2,2kg honing bevat in de veronderstelling dat ze volledig gevuld is (wat niet altijd zo is). Een volledige wintervoorraad voor een sterk volk op twee rompen komt dus neer op zo’n 8 à 9 broedramen met honing. Dit is in de praktijk niet altijd haalbaar. Mogelijks dien je dus extra voedsel toe te voegen onder de vorm van suiker of al geoogste honing als je minder honingramen ter beschikking hebt.
Dien het voeder toe wanneer er nog voldoende broed aanwezig is. Zo worden de centraal gelegen ramen niet met voedsel gevuld en zal het broednest beschikbaar blijven voor de koningin om eitjes te leggen.
Als je suiker of honing bijvoedert in de vorm van een siroop, kunt u een voederraam gebruiken in de kast of een voederbak op de kast. Een voederbak gebruiken geniet de voorkeur, aangezien men hiervoor niet in de kast zelf moet werken, er meer siroop inpast en men het gemakkelijker kan toevoegen. Gebruik een verhouding van 3 kg suiker of honing per 2L water om de siroop te maken. Hiervan geef je bijvoorbeeld 4L siroop per week (of sneller als ze het sneller opnemen) tot je de gewenste hoeveelheid hebt toegediend. Als het om kleinere of zwakkere volken gaat, gebruik je best eerst een oplossing van 1 kg suiker/honing per 1L water, waarvan men slechts 1L per dag (of om de 3-4 dagen als ze het trager opnemen) voedert. Hierdoor duurt het indikken langer en kan de koningin meer leggen en het bevolkingspeil verhogen. Bereken de hoeveelheid siroop die je moet toevoegen aan de hand van de hoeveelheid suiker of honing die in de siroop zit en niet het totale volume siroopoplossing.
NB: Indien je de siroop met honing maakt, zou je eigenlijk best zo’n 20% meer geven voor de zekerheid als er niet veel dracht is, aangezien de bijen ook voedsel verbruiken tijdens het uitdampen. Indien je suiker gebruikt om siroop te maken, wordt het verbruikte voedsel gecompenseerd door het feit dat je uit 1 kg suiker uiteindelijk wordt opgeslagen als 1,25kg “suikerhoning” door de bijen, aangezien honing tot 20% water bevat.
Een sterk volk op twee rompen heeft bijvoorbeeld in totaal 18kg voeder nodig en bezit over 4 volle honingramen (8,8 kg). Je voegt dus minstens 9,2kg suiker toe. Dit betekent dat je ongeveer 16L siroopoplossing 3:2 toedient (afgerond naar boven), verdeeld over viermaal 4L. De bijen zullen de siroop opnemen, in de raten plaatsen en uitdampen. Als je verkiest honing te voederen, voeder dan honing van een gekende oorsprong (liefst van jezelf) en zeker geen honing geïmporteerd van buiten de EU, aangezien er een risico is zo ook ziektes te importeren. Weet dat sporen van Amerikaans Vuilbroed 30 tot 40 jaar in honing kunnen overleven.
Geef het voedsel in de valavond om roverij te voorkomen. Daarenboven kan men hiertegen het vlieggat verkleinen.
Je kan als alternatief ook eenmalig de volledige behoefte aan suiker met suikerdeeg voederen, als de bijen ver weg staan bijvoorbeeld. Doe dit dan wel op tijd (begin augustus), opdat de bijen genoeg tijd krijgen de suiker te verwerken. Leg het benodigde gewicht met een perforatie in de verpakking bovenop de ramen. Voeg indien nodig een lege romp toe om het suikerdeeg plaats te geven onder het deksel.
Controleer na het voederen of het wintervoer goed is opgeslagen door de kasten te wegen of door een laatste kastcontrole te doen (zo kun je je er ook van vergewissen of de koningin aan de leg is). Het voeder kan namelijk geroofd zijn. Een kast kun je wegen met een weeghaak of door een weegsensor/schaal (permanent) te plaatsen onder de bijenkast. Voor het gebruik van een weeghaak doe je best riemen om de bijenkast, die je dan met de haak kan tillen om te wegen. Om te weten hoeveel voedsel er nog is, kun je de kast een eerste keer wegen net nadat je de eerste keer voedsel hebt toegediend en dit gewicht dan als referentie gebruiken (trek het gewicht van het toegediende voeder af om het startgewicht te kennen). Door bij het wegen ook zelf de kast op te heffen, zul je na enige ervaring eigenhandig kasten op gevoel kunnen “wegen”.
Weeg de kast aan het einde van de winter (eind februari-begin maart) nogmaals om te controleren of er nog voedsel aanwezig is. Indien dit niet het geval is, voeg je best suikerdeeg toe, wat voor de wintertros beter beschikbaar is dan siroop. Op dit moment zou een volk op twee rompen nog altijd over 10kg (een vijftal volle ramen) voeder moeten beschikken en een volk op een romp over 6kg (een drietal volle ramen). Ook bij de eerste voorjaarscontrole (~15°C) kun je bijvoederen indien blijkt dat er nog amper voedsel aanwezig is. Vanaf nu zou een bijenvolk altijd ten minste over 4kg voedsel moeten beschikken. Vanaf dit moment kan je behalve suikerdeeg ook weer siroop voederen in een 1:1-verhouding. Ook kan je eventueel ramen met voedsel van beter bedeelde volken geven aan de hongerigere volken, als je zeker bent dat je zo geen ziektes verspreid (cfr. “Slechts ziektevrije bijen en ramen naar andere kolonies overzetten“).
Referenties:
Honeybee Valley | Initatie tot het imkeren
INWINTEREN VAN BIJENVOLKEN – konVIB
SUIKER IN DE BIJENVOEDING – konVIB
library.wur.nl/ojs/index.php/bijenhouden/article/download/4157/3660?inline=1
library.wur.nl/ojs/index.php/bijenhouden/article/download/7579/7082?inline=1
Beullens, P. (2023). Bijengezondheid en bijenziekten. Imkermagazine, 3(4). VVCB, Schilde, België. 38p.
Overweeg je bijenstand uit de wind te zetten (of een windscherm te plaatsen). Harde wind kan de bijen 's winters aanzienlijk meer afkoelen, waardoor zij meer voedsel nodig hebben om zich op te warmen. Kolonies die uit de wind staan zullen dus een lagere wintervoorraad nodig hebben.
Isolatiemateriaal aanbrengen rond de bijenkasten heeft daarentegen een omgekeerd effect wanneer het buiten een warme of zonnige winterdag is: het isolatiemateriaal houdt de welgekomen warmte buiten. Isolatiemateriaal op de dekplank kan wel wat helpen, door opstijgende warmte binnen te houden. Eventueel kun je wel wat isolatiemateriaal onder het deksel plaatsen, om opstijgende warmte wat tegen te houden.